Fietsers zoals ik, maar dan erger

Op twitter zag ik een video van de snel fietsende Bernard Blokzijl die filmde hoe een vrouw met hoge hakken op een Van Moof e-bike hem inhaalde. Er was weinig ruimte voor en toch deed ze het. Dat zette me aan het denken over hoe ik zelf fiets en dit soort problematische fietsers tegenwoordig.

stills uit genoemde video

Totdat de snelle e-bikes op straat verschenen werd ik zelden door andere fietsers ingehaald, want ik hou net zoals Bernard van stevig doortrappen op mijn degelijke herenfiets uit 1956. Ik haal zèlf in als het kan. Decennialang turfde ik tot een paar jaar geleden hoeveel fietsers per jaar mij inhaalden. In goede jaren bleef de teller op nul staan. Ooit fietste ik ’tegen’ een andere fietser, ook op een oude herenfiets, van Amsterdam oost naar west, haasje over totdat hij in een zijstraat verdween. Ik was uitgeput.

De problematische gehaaste elektrische fietsers zijn niet continu te snel aan het fietsen realiseerde ik me toen ik de video steeds opnieuw bekeek. Ze fietsen waarschijnlijk ongeveer even snel als ik altijd al deed, daarom word ik ook nu niet vaak ingehaald. Het grote verschil is dat ze snel kunnen optrekken en dat ze niet afremmen als dat nodig is. De fietsers met elektrische ondersteuning die het gebruiken als prothese voor zwakke knieën, om versleten organen of ander fysieke tekortkomingen te compenseren fietsen juist meer zoals de oek-fietser, bewust van de eigen kwetsbaarheid en sterfelijkheid; de reden om een e-bike te kopen is juist om te blijven fietsen ondanks gebreken. 

Nu ik erop let zie ik dat die gehaaste fietsers mij vooral inhalen waar het niet kan. Op een ruime fietsstraat fiets ik met ze op, maar als oek-fietser ga ik ‘vanzelf’ langzamer fietsen als er geen ruimte is. De straat heeft mij zo geprogrammeerd. Ik pas mijn snelheid aan als ik achter langzamere fietsers fiets. Ik blijf er ook met plezier achter fietsen, in mijn ‘fietsflow’ zoals dat tegenwoordig heet. Inhalen lukt me dan toch niet meer, teveel moeite. Samen fietsen we, bewust van elkaar, gelijk op. ‘Als een zwerm spreeuwen’ in de woorden van de fietsprofessor Marco te Brömmelstroet. 

De problematische snelle, vaak illegaal opgevoerde, e-bikes willen wèl altijd en overal inhalen. Tot op de smalle en volle Magere Brug aan toe, zoals een klacht op het nieuwe ‘meldpunt fietsongeluk’ van de Amsterdamse Fietsersbond aangaf. Dergelijke opgevoerde e-bikes zijn er al veel, een Van Moof of ‘fatbike’ (de SUV van de fietspaden) is dat vaak al. Een deel daarvan rijdt ook met brommersnelheden van 30 tot 45km/u. Het spreekt voor zich dat zeker die snelheidsduivels altijd en overal willen inhalen.

Want het gaat zo makkelijk! Daar hebben ze die fiets voor gekocht. Als ik snelheid heb geminderd voor een langzamere fietser dan kost het mij een halve straat voordat ik heb ingehaald. Dat gaat heel langzaam, meter voor meter. Ik kan ondertussen mijn excuses mompelen dat ik de inhaalmanoeuvre inzet: “lukt wel”, “past wel”, “niets aan de hand”, “okay, bedankt” etc. Vaak is het dus de moeite ook niet. Met een opgevoerde e-bike kan je vanuit stilstand zonder extra inspanning op mijn topsnelheid zitten.

Dàt is denk ik de kern van het probleem: het optrekken zonder moeite. Alleen maakt dat het wel veel moeilijker om de overlast van die e-bikes met een maximumsnelheid aan te pakken! Even afgezien van dat we niets van handhavers hoeven te verwachten. Als het überhaupt juridisch al mogelijk is om een maximumsnelheid op te leggen aan fietsers die volgens de wet geen snelheidsmeter hoeven te hebben. Ook met 20km/u (ongeveer mijn oek-snelheid denk ik) blijven die snelle e-bikes nog steeds overlast geven aan alle oek-fietsers. Niet alle e-bike rijders zijn per definitie problematisch, dus een categorische behandeling is ook onrechtvaardig.

Daarom denk ik dat we de snelle fietsers moeten verlokken met de rijbaan voor automobilisten zodra daar volgend jaar 30km/u wordt ingevoerd. Ze rijden immers nu al als automobilisten; niet gehinderd door fysieke beperkingen zoals wij, op eigen kracht. Ze kunnen snel optrekken en stoppen. Ze stormen op volle kracht op drukte of een kruising af en persen zich erlangs (automobilisten ìn een auto kunnen dat niet, ze zijn dus eigenlijk een graadje erger). 

Wij op eigen kracht houden in als we drukte zien en gaan dan vooral net zo snel rijden als de fietsers om ons heen, dat werkt het beste. Daarmee kan je voorkomen dat je moet stoppen en weer op gang moet komen. Uit volledige stilstand weer op snelheid komen kost immers op eigen kracht evenveel energie als 400 meter fietsen. Iets dat toeristen die wel/niet/tochwel oversteken eens verteld moet worden, maar dat terzijde.

Juridisch is het wel mogelijk die snelle fietsers naar de rijbaan te sturen, tussen de andere automobilisten die een machine met motor besturen om vooruit te komen. Inclusief racefietsers en andere oek-fietsers met haast. Vervang op fietspaden langs de rijbaan het huidige ronde blauwe bord met een witte fiets erop (G11) door het rechthoekige bord met het woord fietspad erop (G13). Het fietspad is daarmee niet langer verplicht en snelle fietsers, automobilisten te fiets, zullen zèlf kiezen voor de rijbaan.

G11: verplicht fietspad
G13: onverplicht fietspad

Wij zorgen dan ‘op eigen kracht’ – samen met die kwetsbare e-bike rijders – voor de juiste snelheid op het oek-fietspad. We laten je er niet (snel) langs, ga maar de rijbaan op als je ongeduldig bent. Precies wat we de snorfietsers zagen doen toen ze dat mochten, geen geduld voor oek-fietsers. Vroem-vroem!